we leven in een collectief kankergezwel
het snel woekerende verbod
met regels en geboden
Nederland in het kielzog van Amerika
wat bleef er over
van heroverde vrijheid der zestiger
en zeventiger jaren
ons bestaan leek grenzeloos
heden ten dagen wordt onze autonomie
op kousenvoeten betreden
censuur nadert met rappe schreden
vrijheid van meningsuiting gereduceerd
met onze privacy wordt gerotzooid
alles geregistreerd
voor ieder straks een vastgelegd DNA profiel
tactiek van verdeel en heers
rijken nog rijker
armen mogen creperen
grenzend aan dictatuur
verworden tot totalitair regime
sta op kritische kunstenaars en anarchisten
laat je niet mondschuw maken
en neem je ruimte
zondag 30 maart 2014
woensdag 26 maart 2014
Thor en Sjako
mijn dierbare Thor
sloper van het tafelkleed
dat is pas liefde
en hier is Sjako
mijn andere hartelap
in de lentezon
voorjaar in zijn hoofd
flirten en verzamelen
vrij vogelgebroed
na een dag reupen
wordt het hoog tijd om ereis
een dutje te doen
in de pruimenboom
onrijp zo volgeladen
is het goed toeven
dinsdag 18 maart 2014
beestenterreur
een ritmisch protest in klankkleur
verdronken in nederlands waterrijk westen
een koe en een kalfje in het IJsselmeer
twaalf jongens waren de dieren aan 't pesten
ze gooiden met stenen steeds weer, keer op keer
het was op een zeer warme dag in het voorjaar
de mussen zij vielen dood van het dak
de kraaien en kauwen zij vormden een paar
de merel en specht zaten loom op een tak
het argeloos grut dartelt vrij in de weide
de ouders bewaken hun kroost met één oog
wie zou hen vertellen hun toekomstig lijden
ik zou de laatste zijn die erom loog
een koe en een kalfje zij waren aan 't spelen
nog steeds van geen enkel gevaar zich bewust
zij zouden geen enig moment zich vervelen
en waren niet toe aan hun eeuwige rust
twaalf jongens, de helden, zij groepten tezamen
zij wisten van narigheid niet wat te doen
met uitzond'ring van snode plannen beramen
maar als de dood voor spin slang schorpioen
twaalf dappere ridders zeer sterk stoer en moedig
geen zeeën te hoog of ravijnen te diep
hoogmoedig, goedmoedig en ook edelmoedig?
het wordt nog veel erger een stereotiep
een groep kakkerlakken van het ergste soort
haat wraak en domheid dat is hun teneur
al meerdere levens zijn door hen vermoord
tuig van de richel een ware terreur
een koe en een kalfje in het IJsselmeer
twaalf jongens waren de dieren aan 't pesten
ze gooiden met stenen steeds weer, keer op keer
het was op een zeer warme dag in het voorjaar
de mussen zij vielen dood van het dak
de kraaien en kauwen zij vormden een paar
de merel en specht zaten loom op een tak
het argeloos grut dartelt vrij in de weide
de ouders bewaken hun kroost met één oog
wie zou hen vertellen hun toekomstig lijden
ik zou de laatste zijn die erom loog
een koe en een kalfje zij waren aan 't spelen
nog steeds van geen enkel gevaar zich bewust
zij zouden geen enig moment zich vervelen
en waren niet toe aan hun eeuwige rust
twaalf jongens, de helden, zij groepten tezamen
zij wisten van narigheid niet wat te doen
met uitzond'ring van snode plannen beramen
maar als de dood voor spin slang schorpioen
twaalf dappere ridders zeer sterk stoer en moedig
geen zeeën te hoog of ravijnen te diep
hoogmoedig, goedmoedig en ook edelmoedig?
het wordt nog veel erger een stereotiep
een groep kakkerlakken van het ergste soort
haat wraak en domheid dat is hun teneur
al meerdere levens zijn door hen vermoord
tuig van de richel een ware terreur
donderdag 13 maart 2014
zondag 9 maart 2014
eloge
Wegdommelend droom ik dat ik in een vuurtoren woon en het vergezicht over het wad is magnifiek. Het rustige water weerspiegelt de volle maan als een glanzende streep. De zilveren schijn hypnotiseert me. Rondom mij staat het vol bloemen. Hoe kan ik nou zoveel bloemen binnenshuis verzameld hebben, denk ik, die dingen laat ik toch liever in de natuur staan. Het bloemenveld breidt zich uit. Ineens staan er anemonen en lelies in zee. Het fluitenkruid schiet omhoog. Radijzen zo groot als meloenen, pompoenen alom en het riet staat manshoog.
Ik zie een oude eik, een stevige knotwilg en een rijzige es waarin een papegaai zit. Hij heeft de es, die de vorm van een pentagram heeft, uitgezocht als klimboom en hij eet tuinbonen. Ik zie dat hij de bonen pelt om de bittere smaak er vanaf te krijgen.
De zee maakt danspasjes rondom dit eldorado.
Dan vindt er een metamorfose plaats. Het water trekt weg en komt met gezwinde spoed weer terug. Eb en vloed wisselen elkaar af in een minimum van tijd. Jan-van-genten, zeemeeuwen en albatrossen krijsen hun hoogste lied. Een school haringen zwemt voorbij. Zij zwaaien tot mijn grote verwondering met hun staarten alsof ze me begroeten. Ze springen omhoog en maken een salto in de lucht om vervolgens met veel kabaal terug te plonzen in het inmiddels woeste water. Er is er een die z’n tong naar me uitsteekt. Plots breekt er een storm los die allengs heviger wordt. Visnetten raken verstrikt in het zich neerbuigende riet en de winde woekert razendsnel door het struikgewas. Golven beuken tegen de vuurtoren en de rabarber boort zich als een heipaal door de deur. De es en de knotwilg buigen zich naar elkaar en fluisteren: daar gaan we dan. In de verte zie ik de alarmsignalen van een schip in nood. Vette zeepalingen vluchten sissend weg.
Vogels veranderen van kleur of transformeren in vleermuizen. Loerend naar de vissen, krassen de kauwen en kraaien elkander toe in hun duistere taal:
Kra kra... jij houdt van hoekig hè.
Jazeker, maar rondingen zijn ook niet te versmaden.
De zee geeft de zee neemt, roept de raaf.
Een oude uil, horend doof en ziende blind zucht slechts.
Voor mijn beslagen vensterraam staat een zeearend die mij gebaart op zijn rug te gaan zitten.
Door het grote tumult en watergeweld heen kan ik nog net horen hoe hij snerpt: Jij waterman, met jou is het water naar de zee dragen.
Ik hou me vast aan z’n lange verentooi, blij met zoveel erbarmen en we stijgen op. Ik hoor een jammerlijk gekraak en als ik omkijk, zie ik nog net hoe een vloedgolf mijn vuurtoren verzwolgen heeft. Een feeëriek lichtschijnsel kleurt de hemel.
Dit is het laatste oordeel, flitst het door mij heen...
Ik zie een oude eik, een stevige knotwilg en een rijzige es waarin een papegaai zit. Hij heeft de es, die de vorm van een pentagram heeft, uitgezocht als klimboom en hij eet tuinbonen. Ik zie dat hij de bonen pelt om de bittere smaak er vanaf te krijgen.
De zee maakt danspasjes rondom dit eldorado.
Dan vindt er een metamorfose plaats. Het water trekt weg en komt met gezwinde spoed weer terug. Eb en vloed wisselen elkaar af in een minimum van tijd. Jan-van-genten, zeemeeuwen en albatrossen krijsen hun hoogste lied. Een school haringen zwemt voorbij. Zij zwaaien tot mijn grote verwondering met hun staarten alsof ze me begroeten. Ze springen omhoog en maken een salto in de lucht om vervolgens met veel kabaal terug te plonzen in het inmiddels woeste water. Er is er een die z’n tong naar me uitsteekt. Plots breekt er een storm los die allengs heviger wordt. Visnetten raken verstrikt in het zich neerbuigende riet en de winde woekert razendsnel door het struikgewas. Golven beuken tegen de vuurtoren en de rabarber boort zich als een heipaal door de deur. De es en de knotwilg buigen zich naar elkaar en fluisteren: daar gaan we dan. In de verte zie ik de alarmsignalen van een schip in nood. Vette zeepalingen vluchten sissend weg.
Vogels veranderen van kleur of transformeren in vleermuizen. Loerend naar de vissen, krassen de kauwen en kraaien elkander toe in hun duistere taal:
Kra kra... jij houdt van hoekig hè.
Jazeker, maar rondingen zijn ook niet te versmaden.
De zee geeft de zee neemt, roept de raaf.
Een oude uil, horend doof en ziende blind zucht slechts.
Voor mijn beslagen vensterraam staat een zeearend die mij gebaart op zijn rug te gaan zitten.
Door het grote tumult en watergeweld heen kan ik nog net horen hoe hij snerpt: Jij waterman, met jou is het water naar de zee dragen.
Ik hou me vast aan z’n lange verentooi, blij met zoveel erbarmen en we stijgen op. Ik hoor een jammerlijk gekraak en als ik omkijk, zie ik nog net hoe een vloedgolf mijn vuurtoren verzwolgen heeft. Een feeëriek lichtschijnsel kleurt de hemel.
Dit is het laatste oordeel, flitst het door mij heen...
zondag 2 maart 2014
Abonneren op:
Posts (Atom)